Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
De bewoningsgeschiedenis van het meestershuis, Kerkstraat 46
Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
Johannes Henricus Eskes is hier op 26 augustus 1923 nieuw begonnen. Hij is geboren aan de Heideweg 4 in Harreveld. Toen hij 13 jaar was, werd hij ondergebracht bij zijn tante in Aalten die geen kinderen had. Die tante was getrouwd met schilder Leuven in Aalten, daar heeft Johannes Henricus het schildersvak geleerd. In 1930, hij was toen inmiddels 41 jaar, heeft hij de hoop dat hij nog zou trouwen opgegeven en is bij zijn broers op het ouderhuis ingetrokken.
Bernardus Johannes Toebes woonde eerst bij zijn in ouders in of naast zijn ouders op een apart adres F 33a (Lindeboomweg). Hij zal eerst in de bakkerij van zijn vader brood hebben gebakken. Op 28 mei 1930 begint hij hier een nieuwe bakkerij.
De bewoningsgeschiedenis van Toebes Bakker, Kerkstraat 25.
Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
Voordat de ‘ Woltersen’ neerstreken in Harreveld woonde op de boerderij aan de Kerkstraat Hendrikus Hermanus Dieker.(geb. 08-09-1838) Hij was op 1-3-1867 getrouwd met Christina Borkes (geb. 12-3-1835). Ze kregen een zoon; Johannes Dieker geb. 12-12-1867.
Hermanus Dieker wordt op 6-12-1866 knecht op Huize Harreveld. In eerste instantie woont hij ergens binnen de grachten. Vrij spoedig daarna komt hij op dit adres (Kerkstraat) te wonen omdat de boerderij gebouwd was. Dhr. von Raesfeld heeft het zeer waarschijnlijk laten bouwen. Op 16-10-1868 vertrekt het gezin Dieker naar de Heurne – Dinxperlo. Zij moeten kennelijk plaats maken voor de molenaars Hendrikus en Johannes, Christianus Wolters, die eerst in het molenaarshuis woonden bij de molen.
In 1868 komen Hendrikus geb. 30-05-1815, Johannes Christianus geb. 16-10-1817 en Grada Wolters geb. 23-02-1819 in de boerderij wonen. In eerste instantie zijn alle drie ongehuwd. Omdat Hendrikus de oudste is wordt hij als hoofd aangemerkt. Later in 1875 trouwt Johannes Christianus alsnog op 57 jarige leeftijd met de dertig jaar jongere Willemina Meulenbeek. De Meulenbeeks zijn dan net vanuit de Pol Gendringen in Harreveld komen wonen.
Uit het huwelijk van Johannes Christianus Wolters en Willemina Meulenbeek geb. 17-12-1847 worden 4 kinderen geboren te weten:
Theodorus, Henricus Wolters (Mullas Dorus), geb. 22-08-1876, overl. 22-06-1951
Johannes Wolters (de Kuster), geb. 28-03-1884, overl. 16-12-1953
Opa Dorus had dus 1 broer en 2 zussen. Voor 1895 was er al een koster in Harreveld nl. Dorus Wolters. In 1897 moest hij in militaire dienst. Zijn 13 jarige broer Jan Wolters nam het kosterschap van hem over en heeft dit vervuld tot 1948.
Op 14 mei 1904 trouwt Dorus met zijn eerste vrouw Antonia Waenink geb. 24-12-1882 overleden op 1-11-1913. Zij kwam van Waenink – Bonekamp uit Mariënvelde. Uit dit eerste huwelijk werden 5 kinderen geboren waarvan er 2 overleden bij de geboorte en 1 overleed toen hij 5 maand oud was. Van de 5 kinderen bleven de 2 meisjes over, Wilhelmina en Hendrika Wolters.
Tijdens het eerste huwelijk zijn er 3 kinderen gestorven en tijdens het tweede huwelijk nog 1 kind. En daarbij heeft opa Dorus ook nog beide vrouwen op jonge leeftijd (31 en 36) moeten missen. Toen de tweede moeder stierf was Wilhelmina (Zr Basilia) als oudste dochter 15 jaar oud. Ze wilde wel graag het klooster in maar dat kon niet omdat zij voor het huishouden moest zorgen. Pas toen ze 25 jaar oud was kon ze haar intrede doen bij de congregatie van de Dominicanessen.
Mullas Dorus was een grote robuuste man met handen als kolenschoppen. Sommige schoolgaande kinderen waren bang voor hem en liepen graag een straatje om. Toch had hij een groot en goed hart. Als het donker was ging hij naar mensen die het minder hadden en bracht daar groente en fruit dat hij bij de boeren ophaalde die genoeg hadden. Eigenlijk was dat al het begin van de voedselbank. Ook zat hij jarenlang in het bestuur van de Caritas van Harreveld.
In zijn jeugdjaren leerde Joop Wolters Maria, Berendina Kampshof uit Zieuwent kennen. Hij heeft er 2 x verkering mee gehad. Eerst rond zijn 20ste en later rond zijn 30ste. Aan het einde van de tweede verkeringstijd heeft Joop Marie ten huwelijk gevraagd. Toeval bij het trouwen voor de wet was dat ze in het geboorteregister boven elkaar geschreven stonden. Moeder is op 12-3-1918 geboren en Vader op 14-3-1918. Op de dertiende was er niemand geboren in de Gemeente Lichtenvoorde. Zo trouwden ze op 5 januari 1949. Het was een dag met hindernissen zei Marie. Haar hoedje met tule hing ’s morgens om half 9 al in de appelboom. Gauw weer naar huis om kapsel en hoedje opnieuw in orde te maken. Ze kwamen nog wel op tijd in de kerk. Toen ze met z’n allen wilden eten bij Toebesboer viel het licht uit zodat ze met kaarsen aan verder konden eten. Ma vond het jammer dat door de stroomstoring de vrouwen haar uitzet niet zo goed konden bekijken, dit was gebruikelijk in die tijd.
Pa had de boerderij van opa en werkte ook op de bond (ABTB). Joop had tegen Marie gezegd dat hij graag wilde leren voor zaakvoerder zodat, als ze kinderen zouden krijgen, die allemaal kunnen studeren en het beroep kunnen kiezen wat ze graag willen. Voor die studie moest hij naar Zupthen, dan ging hij vanaf Harreveld met de fiets naar Ruurlo en daarna met de trein naar Zupthen. Hij stond ’s ochtends om 6 uur op om de 3 koeien te gaan melken, dan om 8 uur naar de Bond, ’s avonds weer melken en daarna studeren. Opa Dorus en tante Anna woonden ook bij ons in huis op de oude boerderij.
Op 2 december 1949 werd Theo geboren. Opa Dorus was stapelgek op dat kleine menneke met spierwitte haartjes. Theo is vernoemd naar opa (Theo-Dorus) Toen Theo anderhalf jaar oud was werd hij heel erg ziek. Iedereen dacht, ook de artsen, dat hij dood zou gaan. Hij heeft 3 maanden in het ziekenhuis van Lichtenvoorde gelegen. Uiteindelijk is hij geopereerd, 1 nier werd weggehaald en hij werd weer beter. Opa Dorus kon dit allemaal niet verwerken en kreeg een beroerte, hij overleed 14 dagen later. Henny het tweede kindje was toen een baby van 6 maanden. Zo kreeg moeder elk jaar een baby. Ze heeft altijd erg van kleine kinderen gehouden en kon er dan ook erg van genieten.
Uit het huwelijk van Joop en Marie zijn 9 kinderen geboren:
Theodorus, Henricus, Gerardus, geb: 02-12-1949
Henrika, Gerarda, Maria, geb, 17-12-1950
Gerardus, Antonius, Maria, geb: 19-01-1952
Maria, Johanna, Agatha, geb: 08-04-1954 overl. 03-05-1977 (23 jaar oud)
Agnes, Maria, Josephina, geb: 23-07-1955
Jozef, Johannes, Wilhelmus, geb: 21-01-1957
Aloysius, Theodorus, Maria, geb: 22-08-1958 overl. 18-05-2017 (58 jaar oud)
Henricus, Franciscus, Maria, geb: 06-02-1960
Ronaldus, Antonius, Maria, geb: 22-05-1962.
Met een groot gezin was er altijd werk. Het was ook hard werken en geen tijd om te prakkezeren. Moeder naaide de kleding voor de kinderen zoveel mogelijk zelf. Dat deed ze vaak samen met tante Marie. Om 10 uur ’s avonds werd er na het naaiwerk dan nog een eitje gebakken. Als Pa vrij was maakte hij de leukste dingen voor ons: schommels en wip-wappen en kocht ook een oud volkswagenbusje, zonder wielen, als speelgoed voor ons achter het huis. Ook maakte pa een zwembad van inkuilzeil, ’s avonds was het alweer lek. De hele buurt, en dat waren veel kinderen, speelden bij ons achter het huis. Daar was plek genoeg. Tante Anna heeft tot haar opname in ‘Pronsweide’ te Winterswijk altijd als een gezinslid bij ons gewoond. Zij hoorde er helemaal bij.
Zo zaten wij vaak met 10 personen aan de eettafel in de keuken en 2 eerst met de benen in de aanrechtkast aan het aanrecht en later aan een klein tafeltje onder de radio. Onze moeder kon lekker en smakelijk koken en was gastvrij. En als er vriendjes kwamen konden die ook zo mee-eten. Vooral als er pannenkoeken gebakken werden. Dat deed moeder iedere werkdag behalve op vrijdag. Dan kregen we gebakken ei, i.v.m. de wekelijkse vastendag. Familie stond bij pa hoog in het vaandel. In de oorlog is hij met gevaar voor eigen leven naar Arnhem gereisd, om zijn oudste zus (Zuster Basilia) te ontmoeten.
Onze vader is tot zijn pensionering zaakvoerder van de ABTB in Harreveld geweest. Onder zijn leiding is aan de Lindeboomweg een nieuw bedrijfsgebouw gezet. De oude bond stond aan de Varsseveldseweg. In de loop der jaren is er steeds opnieuw gemoderniseerd om zo met de tijd mee te gaan. In de zeventig en tachtiger jaren toen veel coöperaties het loodje legden, wist Joop Wolters het samen met zijn medewerkers en de boeren (de aandeelhouders) in Harreveld draaiende te houden.
Voor de Harreveldse gemeenschap was hij op vele terreinen actief. Medebestuurder van de plaatselijke Rabobank, het Wit/Gele Kruis, het Dorpshuis, Kerkbestuur en Caritas. Ook was hij 40 jaar koorzanger. Voor al deze verdiensten kreeg hij een koninklijke onderscheiding en de pauselijke onderscheiding Pro Exclesia voor zijn inzet voor kerk en samenleving. Ook viel het ‘Kruukske van verdienste’ hem ten deel. Maar bij al deze lof betrok vader altijd onze moeder. Zonder haar steun had hij dit bijzondere werk niet kunnen doen. Joop Wolters is op 25-02-2002 overleden. Moeder woonde toen alleen in het grote huis aan de Kerkstraat 45. Wij, de kinderen, waren vertrokken en hadden allemaal een eigen gezin gesticht. Moeder heeft tot haar 91ste (21-08-2009 in) ons ouderhuis gewoond. Dat was mede mogelijk door de hulp van de naaste buren. Toen was er plek voor haar in het zorgcentrum Antoniushove te Lichtenvoorde. Daar heeft ze tot aan haar dood op 30-11-2016 tot volle tevredenheid gewoond. Wij kinderen zijn blij dat we in een hecht gezin zijn opgegroeid met ouders die alles voor ons over hadden. Daar zijn we dankbaar voor.
Harreveld, maart 2021
Bewoningsgeschiedenis van Möllas.
Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
Het kerkdorp Harreveld is in de tweede wereldoorlog vrij
ongeschonden uit de strijd gekomen. Op vele boerderijen werden onderduikers en
evacuees geplaatst. Vaak werden ze door de pastoor of iemand anders benaderd om
er nog weer een of meerdere te huisvesten.
Zo was het dat in het midden van de oorlog de pastoor ook
bij mijn opa < Johannes Bernardus Eitinck geb. 23-08-1871 aan de (nu) Lindeboomweg
39 > kwam om te vragen of ze nog een onderduiker konden opnemen. Opa stemde
meteen in; die jongen moet geholpen worden. De pastoor vertelde nog wel dat de
onderduiker een broer was van een broeder van het Internaat, broeder Timotheus
– Simon van Zelm. En dat ze voor hun boerderij gekozen hadden omdat het een
eind van de openbare weg aflag. Alles was toen nog een zandweg.
Een paar dagen later kwam inderdaad de onderduiker bij het
huis van mijn opa aan. Mijn Oom Hent Eitinck en mijn moeder Engelien Eitinck
woonden ook nog op de boerderij. Ze waren toen nog niet getrouwd.
Het was een leuke jongen die grappig kon vertellen. Zijn
naam was Cor van Zelm uit Blokker. Hij werd gezocht door de Duitsers dat
vertelde hij nog wel. Ome Hent zou daarom voor hem een schuilplaats op zolder
maken. Maar toen het mooie weer aankwam ging hij ook wel eens mee naar het land
om, gekleed in een oude kiel met klompen en de pet op, mee te helpen. Waar hij
wel moeite mee had was het verstaan van ons dialect. “Ik kan een Pools iemand beter
verstaan dan jullie” zei hij vaak. Zo ging de tijd voorbij. Broeder Timotheus
van het Internaat was blij dat Cor in Harreveld zat en schreef daarom zijn zus
Cato in Blokker een brief met de
mededeling dat hun broer Cor veilig was en ondergedoken zat bij de Familie
Eitinck in Harreveld. Het adres had hij ook vermeld. Had hij dat maar nooit
gedaan want een paar dagen later werd er een inval gepleegd bij Cato waar de
Duitsers de bewuste brief op het dressoir zagen liggen. Toen was het een koud
kunstje om Cor van Zelm in Harreveld op te pakken. En aldus geschiede.
Op een warme zomermiddag zagen mijn moeder en ome Hent een
hele groep Duitse soldaten hun zandpad oprijden. Cor zat boven op zolder en opa
lag in bed zijn middagdutje te doen. Een groot aantal militairen sprongen van
de wagens af en riepen Wo ist er? Ome Hent en mijn moeder deden eerst alsof ze
het niet begrepen, maar al gauw werd de naam genoemd. Dhr. van Zelm wird
gesucht. “Din kenne wej neet” had Ome Hent nog gezegd. En meteen kreeg hij een
vuistslag van een Duitse soldaat. Die had hem een paar tanden uit de mond
geslagen. Ome Hent bloedde verschrikkelijk. Opa inmiddels wakker geworden van
het kabaal, kwam met de hooivork aanlopen en wilde die Duitsers van zijn erf
afslaan. Ook Cor die het allemaal
gehoord had zat boven op de zolder verstopt maar het duurde niet lang of ze
vonden hem. Ze sleurden hem naar de vrachtwagen waar ook Ome Hent opgeladen
werd. Mijn moeder heeft vaak verteld dat ze vaak droomde over dat moment, zo
waren ze met z’n vieren en binnen een half uur bleef zij alleen over met opa en
moesten zij de boerderij voortzetten. Ze hadden geen idee waar de twee naar toe
gebracht waren. Na een aantal dagen hoorden ze van mensen die in de
ondergrondse zaten dat ome Hent was opgesloten in het gemeentehuis van
Lichtenvoorde. Van Cor wist niemand waar hij gebleven was.
Ver na de oorlog hoorden zij van broeder Timotheus dat hij
naar Rusland was verbannen en via Polen en Duitsland weer gevlucht was richting
Nederland.
Maar er was iets anders; tijdens het verblijf van Cor bij de
familie Eitinck heeft hij nooit iemand verteld waarom hij moest onderduiken en
de Duitsers zo fel waren om hem te pakken te krijgen.
De reden voor het onderduiken was dat Cor had getekend voor
de Jugend SS maar toen hij eenmaal in Duitsland een opleiding kreeg begreep hij
dat hij het helemaal verkeerd had gezien. Hij had veel spijt van het tekenen waarop
hij besloot te vluchten richting zijn broer in Harreveld. Zowel de pastoor als
de broeder hebben dit nooit verteld aan mijn opa, moeder en oom.
Maar om de geschiedenis verder te vertellen… Ome Cor zo
noemden mijn broer en ik hem altijd, kwam ieder jaar voor een paar dagen bij
ons thuis in Zieuwent en bracht altijd leuke dingen mee uit de stad. Hij was
een straffe roker en de sigaren waren niet aan te halen. Zo stuurde hij alle
sigarenbandjes naar ons op en dat vonden wij geweldig. Als jong meisje ben ik
ook een aantal keren bij hem in Amsterdam geweest waar hij hoofd was van het
restaurant in de Beijenkorf. Daar trakteerde hij me altijd volop. Met de tram gingen we naar het strand in
Zandvoort en naar Avifauna of Artis. Hij zei altijd; “ Ik kan het alleen op
deze manier nog goed maken”. Toen ik nog jong was begreep ik dat niet altijd, maar
later toen ik meer van de oorlog te weten kwam en wist hoe het gegaan was bij
mijn opa op de boerderij, begreep ik het heel goed.
Op latere leeftijd, Cor was inmiddels getrouwd met tante
Toni, gingen ze ieder jaar een aantal maanden naar Spanje omdat hij zo’n last
van reuma had. Het was een heel aardig stel en voor ons was niks te veel. Van
die reuma zei hij altijd dat hij die opgelopen had in die koude gevangenissen. Cor
is 75 jaar geworden.
Waarom heb ik dit verhaal geschreven? Ik weet dat er in
Harreveld een heel aantal (oudere) mensen zijn die dit verhaal niet kennen en
om het niet verloren te laten gaan heb ik het maar eens op papier gezet.
Een hartelijke groet, Willemien Wolters – Niewhoff, kleindochter van B. Eitinck, dochter van E. Niewhoff-Eitinck.
De bewoningsgeschiedenis van Eitinck, Lindeboomweg 39
Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
Mij is een tijd geleden gevraagd door OKV Harvelt, om een stukje geschiedenis te schrijven over de familie ten Have, maar voor Harrevelders misschien beter bekend als ‘de Moezenbulte uut de Heide’. Mijn naam is Thea ten Have-Krabben (Reinas) en heb jaren samen met mijn man Herman (van de Moezenbulte) gewoond op deze prachtige plek.
Terug in
de tijd:
De opa van
mijn man, Hent ten Have (geb. 20-10-1861/overleden 15-4-1933) kwam van oorsprong uit Silvolde. Hij trouwde
op 5-5-1887 met Maria Nijenhuis uit Ruurlo (geboren 26-10-1859/overleden
9-6-1904). Tussen de geboorte van hun eerste kind en van de tweede op komst,
zijn ze in Harreveld gaan wonen. Hun eerste woning werd verhuurd door de kerk, deze
stond aan de Kerkstraat, net buiten de bebouwde kom, richting Zieuwent aan de
kant van de Horizon. Later is hier Toon ten Have (Ooimans Tone) gaan boeren en
weer later Fons ten Have (Ooimans Fons).
Uit dit
huwelijk zijn 9 kinderen geboren:
Hendrika
ten Have (geb. 9-4-1889/overleden 22-2-1931)
Antonius
ten Have (geb. 24-12-1890/overleden 18-1-1965)
Johannes
ten Have (geb. 31-7-1892/overleden 8-7-1965)
Bernardus
ten Have (geb. 17-1-1894/overleden 8-1-1966)
Wilhelmus
ten Have (geb. 13-4-1896/overleden 23-6-1972)
Hendrikus
ten Have (geb. 2-5-1897/overleden 6-2-1981)
Johanna
ten Have (geb. 7-11-1898/overleden 30-3-1899)
Johanna
ten Have (geb. 7-1-1902/overleden 18-10-1963)
Herman
ten Have (geb. 5-3-1904/overleden 14-9-1994)
Na het
overlijden van zijn vrouw Maria, is Hent op 7-1-1905 weer getrouwd met Johanna
Schutten en werd een zoon Gert ten Have geboren op 31-10-1905 (overleden
27-8-1977).
In 1913
hebben Hent en Maria het ‘eigenlijke ouderhuis’ gebouwd aan de Kerkstraat 64
waar later hun zoon Jan is gaan boeren, zijn dochter Marie ten Have is later
getrouwd met mijn broer Willem Krabben (Reinas Willem) en hebben samen de boerderij voortgezet.
Mijn
schoonvader Hendrik wilde ook graag een boerenbedrijf(je) starten en kocht rond
1920 een stuk grond in de Heide en wel de Moezenbulte. Met veel hulp van
familie en buren werd de plek ontgonnen. Dit gebeurde met de hand, houten
kruiwagen en paard en wagen, dat was een behoorlijke opdracht. Hoe kwamen ze
aan de naam ‘de Moezenbulte’? Toen ze met de grond aan het bewerken waren,
kwamen ze erachter dat er zich veel muizen schuil hielden op die bult. De
landerijen daaromheen gelegen, lagen een stuk lager en waren in periodes van
veel regen en neerslag behoorlijk drassig.
In die dagen wisten ze al wel dat wonen in een droog huis, een positief
effect had op de gezondheid van mens en dier, dus als muizen bij veel regen
zich veilig konden stellen in die bult, dan was dat voor mensen niet anders. Vandaar
dat op de Moezenbulte hun boerderij werd gebouwd. Een woonhuis met een deel
koeienstal waar ongeveer 7 of 8 koeien konden staan. Voor die tijd was dat al
behoorlijk groot. Daaromheen stond een paardenstal, karloods, varkensschuur en
kippenhok.
Op het land
werd o.a. gras, aardappelen, rogge en haver verbouwd. Mais werd toentertijd
niet ingekuild, maar de kolven werden gevoerd aan de kippen. Bieten voor de
koeien en niet te vergeten knollen, die werden geplukt in de maanden oktober/november.
Wat ik me kan herinneren van de tijd is, dat het dan vaak al erg koud was en de
knollen bedekt lagen onder een laag sneeuw en/of ijzel, geen pretje dus om te
helpen met dit karwei. Mijn schoonvader Hendrik, trouwde op 22-4-1925 met
Johanna Hulshof (bijnaam: Woltas) geboren: 17-5-1897/overleden 20-3-1963.
Hun huwelijk
werd bekroond met 7 kinderen.
Bernard
ten Have (geb. 20-1-1926/overleden: 3-12-1945), hij overleed veel te jong aan
tyfus. Deze besmettelijke ziekte heeft hij opgelopen, op het internaat doordat hij
daar dagelijks het voedsel dat overbleef van de patiënten ophaalde die in de
oorlog op het internaat verpleegd werden. Dit eten werd op de boerderij weer
aan de varkens gevoerd, niets werd weggegooid in die tijd, er was armoede.
Marie
Hofland-ten Have (geb. 20-8-1927/overleden:22-4-1987), gehuwd met Maarten
Hofland, woonde en werkte bij de Bijenkorf in Den Haag.
Antoon
ten Have (geb. 2-5-1920/overleden: 22-3-2008), gehuwd met Liene Harbers
(bijnaam: Platvoot) Antoon werkte bij slagerij Hulshof in Lichtenvoorde. Tevens
huisslachter.
Josephus
ten Have (geb. 18-12-1928/overleden: 20-1-1936), veel te jong overleden aan de
ziekte Leukemie.
Jan
ten Have (geb. 29-9-1932/overleden: 12-4-2013), gehuwd met Marie Rietberg
(bijnaam: Schurink). Jan was werkzaam als accountant bij Coveco (later VION) in
Borculo.
Herman
ten Have (geb. 5-3-1934/overleden: 19-5-2015), gehuwd met Thea Krabben
(bijnaam: Reinas) boer op de Moezenbulte.
Fiene
Schutten-ten Have (geb. 30-7-1936/overleden: 12-1-2021), gehuwd met Bennie
Schutten (Henassen), woonde en werkte op de boerderij aan de Rect.
Hulshofstraat.
JAREN 1930-1950:
Het waren
moeilijke jaren, niet alleen op de boerderij van de Moezenbulte, maar voor
iedereen. De kinderen van mijn schoonouders werden voor de oorlog geboren,
voedsel was er wel op de boerderij, maar er werd niets verdiend, dus heerste
een armoedig bestaan. De oudste kinderen werden als knecht verhuurd, vader
Hendrik ging naast het werk op de boerderij, voor Giezen bakker in Zieuwent
brood venten en de jongste kinderen uit het gezin konden hun handen uit de
mouwen steken op de boerderij, daar was immers genoeg werk te doen. Begin jaren
’50 nam Herman geleidelijk meer werk op de boerderij uit handen van zijn vader,
met de intentie in de periode die volgde de boerderij over te nemen. De tijd
die naast het werk op de boerderij overbleef, werkte Herman bij de ABTB (de
bond), eerst aan de Varsseveldseweg, later aan de Lindeboomweg, voor wat extra
bijverdienste.
JAREN ’60:
In de begin
jaren ’60 heeft Herman de boerderij overgenomen en werd het bedrijf voor die
tijd al behoorlijk uitgebreid naar 14 koeien en jongveestalling. In 1964 zijn
wij getrouwd en werkte ik mee op de boerderij, toen in 1966 Alex werd geboren
en in 1971 Nicol, had ik naast het gezin, ook de zorg voor mijn schoonvader die
bij ons in huis woonde. Zoals al eerder in mijn verhaal verteld, was de
boerderij op ‘n bult gelegen, maar de grond daaromheen waarop de koeien liepen
en de gewassen werden verbouwd, was laag en drassig. Waar ik bij mijn ouderlijk
huis (Reinas) op klompen buiten het werk kon doen, had je op de Moezenbulte
laarzen nodig. Ik kan ik me nog goed herinneren dat er een zandweg liep van de
Heideweg tot aan de Schuurinkweg maar bij wat neerslag was de weg ook erg
drassig. Aan dit pad hadden verschillende boeren uit Harreveld een stukje grond
liggen en ik vind het de moeite waard ze toch even te benoemen. Schutten
(Henassen), Sassen-Krabbenborg (Schutterije), Kampshof (Weggelas), te Molder
(Schutten Hamstriene), Nieuwhoff (Knippat), Gierkink (Plattens), ten Have
(Reinder) en Wopereis (Kronenborg). Als je nu de uitgestrekte weilanden ziet,
waren dat vroeger maar postzegeltjes aan grond wat elke boer bezat.
Enkele
hectares grond lagen van ons aan het bospad van het Geeskes-Mienekes bos. In
het bospad zaten ook altijd diepe gaten en moddersporen en was het een hele
klus om na het melken van de koeien met de gevulde melkbussen in de handkar,
zwoegend en trekkend er doorheen te komen richting huis. In 1967 kochten we
onze eerste auto, een Renault 4 en dan te bedenken dat een trekker toen nog
niet op de boerderij aanwezig was. We reden met deze auto door de drassige
bospaden om te gaan melken, alleen de bestuurders- en bijrijdersstoel zaten er
nog in, daarachter was een soort bak gemaakt waarin de melkbussen en twee
melkstellen precies in pasten en dus ook niet om konden vallen. Wanneer er
onverhoopt een koe had gekalfd en het kalfje mee moest worden genomen naar de
boerderij, nam ik die bij mij voor op schoot in de Renault 4.
In die jaren
was het prettig boeren, van het geld dat we verdienden kochten we grond en werd
een varkensschuur uitgebreid van 50 naar
100 vleesvarkens. Het boeren was wel arbeidsintensief, alle werk moest met de
hand worden verzet. Het meel en de vele emmers water werden met de hand naar de
voerzompen van de varkens gebracht. De waterleiding met drinknippels in de
voerzompen van de varkens was jaren later 1975, dan ook een hele vooruitgang.
JAREN
’70:
In 1970 kwam
de ruilverkaveling, we kochten grond bij en ruilden grond uit, met die insteek
dat de grond voor elke boer wat dichter om de boerderij kwam te liggen én werd onze eerste trekker gekocht! In 1971 werd de loopstal gebouwd
en uitgebreid met 30 ligboxen en een melkstal gebouwd waarbij eerst twee en
korte tijd later zelfs vier koeien tegelijk gemolken konden worden. Buiten in
de wei melken was vanaf toen voorgoed verleden tijd. Ook het aantal varkens
groeide naar ongeveer 250 stuks.
De boerderij
die was gebouwd in 1924, was behoorlijk verouderd en daarom besloten Herman en
ik in 1976 een nieuw woonhuis te bouwen. Het was een ontzettend droog jaar en
kwamen we zelfs na het graven van een behoorlijk diepe kelder geen grondwater
tegen. Op 12 februari 1977 zijn we in het huis gaan wonen die nu nog steeds
wordt bewoond door Alex en Jolanda en hun kinderen. De oude boerderij uit 1924
doet nu nog steeds dienst, hier wordt een gedeelte van het jongvee gestald.
De
Moezenbulte deed in 1978 nogmaals zijn naam letterlijk eer aan. Toon ten Have
(Reinder ziene Tone) had rogge gezaaid en wilde de rogge graag laten drogen om
daarna nog eenmaal met een oude dorsmachine te kunnen dorsen. De rogge werd in
deze tussenperiode bij ons op zolder ‘op de balken’ van de boerderij gepakt.
Echter toen de tijd van het dorsen aankwam en de rogge van het zolder werd
gehaald, kwamen er ook honderden muizen mee, die zich tegoed hadden gedaan aan
het zaad, maar ook aan vermenigvuldigen!! Ze vielen door de balken van het
zolder en vonden allen hun eigen weg, ook in onze net nieuw gebouwde woning.
Overal waren de muizen te vinden, in de keukenla, een pak havermout, je zeg ze
wandelen over de gordijnreling en ze hielden zich zelfs staande op de voeg van
de schoonmetselwerkmuur! Verwonderlijk om te zien, maar alles behalve fijn!!
JAREN ’80
TOT HEDEN:
Diverse investeringen werden ook in de jaren 80 nog gedaan, waaronder nogmaals een uitbreiding van de loopstal en vergroten van de melkstal waarbij i.p.v. 4 nu 8 koeien gelijktijdig konden worden gemolken. Door de aankoop van een loods kon het aantal varkens groeien van 250 naar 425 stuks. Toen halverwege de jaren 80 onze zoon Alex aangaf interesse te hebben om ‘de Moezenbulte’ over te nemen, was dat voor Herman en mij reden genoeg hierin zoveel mogelijk te ondersteunen. In de jaren daaropvolgend werd steeds nog een lichte groei doorgemaakt. Door invoering van de melkquotering en later de welzijn- en milieu eisen ging de groei niet meer zo voorspoedig als waar destijds op was gehoopt. De stal werd in 2009 nogmaals vergroot en ook de melkstal verdubbelde naar 16 plaatsen in 2014, door milieu eisen werd de varkenstak in 2020 beëindigd, zodat er nu 65 koeien en een kleine tak jongvee op de boerderij is.
Terugkijkend
op de geschiedenis van ‘de Moezenbulte’ voel ik trots en ben ik een rijk en gelukkig
mens!
Begin 1900 was Jan Doppen
van de Wolterij boer en naast het boeren ging hij op zaterdag met zijn fiets
naar de klanten om hen te scheren. Zo ontstond de eerste van een
generatie Doppens die kapper waren.
In de oorlog in 1943 startten Herman en Marie Doppen bij de familie Kolkman (Kerstraat 23) een kapsalon. In die tijd was het een gewoonte elkaar aan onderdak te helpen.
Door de geboorte van Martien en Boudewijn werd de ruimte al gauw te klein bij de familie Kolkman en werd er nieuwbouw gepleegd aan de overkant op Kerkstraat 18.
Naast de kapsalon, het winkeltje
en het knippen op het internaat werden er ook nog 12 kinderen geboren.
Iedereen was altijd van harte
welkom, ook op zondag. Na de Heilige mis was er de mogelijkheid om een pakje
shag of sigaren te halen en dan werd er een kopje koffie aangeboden. Wij als kinderen
vonden dit niet altijd even leuk, want de zondagmorgen was de enige morgen dat
wij als gezin bij elkaar waren. Maar daar mochten wij als kinderen niks van
zeggen! Na de koffie werd er ook nog een borrel geschonken. Je kunt je voorstellen
dat het iedere zondag raak was.
De familie Doppen was een goed
katholiek gezin. Het begon al op zaterdag, dan moest er buiten geharkt worden.
Natuurlijk mooi recht en strak en van voren naar achteren. Voor de kerkgangers
die zondags langs kwamen, moest het er netjes uit zien. Wat zouden ze er anders
er wel niet van denken?
Volgens Herman was onze officiële naam Döppen en niet Doppen en we zouden uit Duitsland komen. Vader zei wel eens: “ De Duitsers hebben de puntjes eraf geschoten! “ Volgens de stamboom heeft een ambtenaar toendertijd de naam verkeerd geschreven en komen we van oorsprong uit Zieuwent.
Er zijn genoeg anekdotes over
Herman en Marie van de kapper, Scheerbaas of Döppen te vertellen.
Herman had een bijzondere gave. Hij kon aan een vrouw zien of ze in verwachting was, terwijl ze het zelf nog niet eens wist! En wanneer iemand rijexamen moest afleggen, vroeg hij: “ Wanneer, hoe laat?” Als het dan zover was, ging hij naar de slaapkamer en werd er een kaarsje ontstoken. En of iedereen is geslaagd?
Dokter de Nooijer kwam ook regelmatig huisbezoeken afleggen in Harreveld op zijn zware BSA motor met de ‘pofbokse’ aan en zeker bij Marie werd vaak de bloeddruk opgenomen. Even bijpraten met koffie en een borrel en daarna pakte hij een sigaar van goede kwaliteit. De dokter wist wel waar ze lagen. Maar het ergste was, dokter de Nooijer haalde een scheermes uit de lade en sneed een v vorm in de sigaar. Moeder Marie had niet de kracht om te zeggen dat Herman dit niet goed vond. De volgende dag bij de eerste scheerklant merkte Herman het al en zei tegen moeders: “Is de Nooijer gisteravond weer geweest!”
Wanneer je als klant in de
kapsalon kwam moest je veel geduld hebben.
Halverwege de knipbeurt, zo rond rond12 uur zei hij: “Ik moet even weg.”
Na 20 minuten kwam hij terug en had hij in de tussentijd de kranten uit
gedeeld bij de school en weer terug in de kapsalon maakte hij de knipbeurt
af.
Harreveld kende vroeger veel kruidenierzaakjes en ze waren ook allemaal klant bij de scheerbaas. Wij moesten iedere week naar een andere kruidenier voor de boodschappen want dat hield moeder Marie precies bij. Iedereen kwam aan de beurt: bakker Niënhuis, Toebes bakker, Ten Have, Winters enz.
Herman was een voetbal liefhebber. Ondanks de drukte op zaterdagmorgen deed hij stevig mee aan de discussies. Met de sigaar in de mond en de bezem onder zijn arm… Je moest als klant heel veel geduld hebben. Hij was ook begaan met de voetballende jeugd van Harreveld. Als die in de kapsalon kwamen en Herman hoorde tegen wie ze moesten voetballen zei hij: “Als jullie winnen, krijgen jullie allemaal wat lekkers.” Later stond het hele elftal in de kapsalon!
Naast het grote gezin en het werk
in de kapsalon bleven er nog veel werkzaamheden over. Zo werd er op vrijdag
naar zaterdag in de nacht tijd besteed aan het sokken stoppen en de
administratie bijwerken om zo een beetje op schema te blijven.
Moeder Marie bestierde de dameskapsalon en tijdens het permanenten zette ze de klant aan het aardappelen schillen en boontjes doppen. De klanten vonden het heel gezellig en ondertussen kon er weer bij gekletst worden.
Dit was een kleine inzage in onze
vroegere jaren. Als kinderen Doppen bewaren aan deze tijd hele mooie
herinneringen.
Fam. Doppen – Scheerbaas
“Ik moet even weg.”
Onderstaande foto en tekst is overgenomen uit het boekje ’75 jaar Canisiusschool’.
Vanaf 1963
stond hij elke schooldag stipt om 12.00 uur gereed bij de schoolpoort. Kapper
Doppen zorgde voor het rondbrengen van het dagblad ‘de Gelderlander’ in en rond
Harreveld. Op schooldagen maakte hij het zich makkelijk door de krant aan de
kinderen van de abonnees mee te geven.
Hij kende
alle kinderen persoonlijk en vergissingen kwamen niet voor, (“ow breur hef ‘m
al met enomme”). Vergat onverhoopt iemand langs de kapper te lopen, dan ontging
hem dat niet (“hé Slat, kom ’s trugge, e’j hebt de krante nog neet!”).
Toen hij op
29 juni 1979 voor de laatste maal aan het hek verscheen, hadden enkele
leerlingen van groep 8 spontaan een summiere versiering op het hek aangebracht
en het opschrift: “De Gelderlander, een uitgelezen krant”.
Mijn naam is Fons Krabben voor de ouderen in het dorp ook wel Reinas Fons. Ik ben op het Reinas geboren op 16 januari 1940 als jongste van 11 kinderen. Mijn vader Hendrik is getrouwd met Dina Waenink Plaaten. Hun kinderen voor mij geboren zijn Riek, Bernhard, Willem, Jan, Marie, Annie, Willemien, Antoon, Joop en Thea.
Het huidige Erve Reinas is genoemd naar de voormalige boerderij Reinas adres F12. Midden jaren 1950 werd het adres de Bothweg 11, genoemd naar dhr en mvr de Both. Zij waren vroeger jaren woonachtig op de Havezate Harreveld.
De boerderij Reinas gebouwd in 1781 grensde aan de Havezate, een gracht gaf de scheiding aan. Ik wil toch even vermelden dat een kadaster kaart uit 1863 in mijn bezit, aangeeft dat daarop staat de naam Rienders, waarschijnlijk is door de jaren heen de naam veranderd in Reinas.
Het Reinas, een boerderij met schuur of ook wel een schoppe genoemd, is gekocht door mijn vader Hendrik geboren 8 augustus 1891 overleden april 1969. In 1906 is hij samen met zijn ouders en gezin verhuisd van Lichtenvoorde naar Harreveld, hij was toen 15 jaar. Zijn vader Bernhard ging op het Reinas als pachter boeren. Als oudste zoon was het bijna vanzelfsprekend dat hij de boerderij over zou nemen. In 1920 heeft hij de boerderij Reinas gekocht, een boerderij met 10 hectare grond. Inmiddels had hij al enige jaren verkering met Plaaten Dina Waenink geboren30 januari 1896 overleden augustus 1984. In 1922 volgde een huwelijk.
Ondanks dat zij gelukkig
waren getrouwd volgden er financieel moeilijke jaren, zij vertelden daar jaren
later wel eens over. Na de koop van de boerderij volgden eerst de crisis jaren,
er werd op de boerderij weinig verdiend. In de oorlog daarna werd er jaren ook niets
of weinig verdiend. In die zelfde periode werden er 11 kinderen geboren tel uit
je winst (natuurlijk niet) het ware hele moeilijke jaren. Het grote gezin moest
gekleed en gevoed worden en de bank vroeg zijn rente en aflossing.
Even terug naar de oorlogs
jaren. Natuurlijk weet ik er niet zoveel van maar wel van horen zeggen. Aan het
laatste jaar van de oorlog, ik was toen 5 jaar, heb ik wel herinneringen. Aan
het einde van de oorlog waren de Duitsers aan het terug trekken, rondom de
boerderij hadden we regelmatig inkwartiering. Om de boerderij stonden veel
loofbomen dat gaf hun tanks en andere voertuigen beschutting voor de Engelse vliegtuigen. Als
kind van 5 jaar liep ik daar tussen niet echt wetend wat er gaande was. De
Duitse soldaten waren vriendelijk naar ons en soms kregen wij van hun ‘kwatta‘ of
‘beschwies’.
Een ander beleving was dat
mijn oudste broer Bernhard, hij was 20 jaar, zich moest melden om te werken in
Duitsland. Dat heeft hij nooit gedaan hij was ondergedoken bij een gezin in
Zieuwent. Als jongste broer miste je hem, niet wetende wat er gaande was. Vader
had iedereen ingeprent; “als ze vragen
naar Bernhard moet je zeggen dat hij naar Duitsland is”.
Willem was jonger hij moest
regelmatig naar Zevenaar om te graven voor de Todd, de sport was om zo weinig
mogelijk te doen want eigenlijk werkte je voor de vijand.
Jan toen 16 jaar kwam te
werken op de boerderij van het internaat, zijn baas was Broeder Gradus. Hij
kwam regelmatig mijn vader opzoeken om over koetjes en kalfjes te praten en
tussendoor liet hij weten zeer tevreden te zijn over Jan. Omdat Jan daar werkte
waren wij als jongere broers kind aan huis op het internaat en hun boerderij.
Gevolg was dat de tuinbroeder aan mijn broers Antoon en Joop vroeg of zij
wilden helpen met plukken van aardbeien. In die tijd waren de internaat jongens
thuis omdat het internaat een nood hospitaal was. De Broeder was blij met de
hulp van mijn broers. Op een morgen ben ik over de brug gegaan en mij vervoegd
bij mijn broers die de aardbeien keurig in mandjes deponeerden. De eerste die
ik plukte ging richting mijn mond en ik weet nog verdomde goed hoe lekker het
smaakte. Bij ons thuis hadden we wel een groente tuin wat hof werd genoemd.
Daar stond van alles in maar geen aardbeien. Terug naar de aardbeien bij de broeder,
alles wat ik plukte ging richting mijn mond. De broeder had waarschijnlijk
alles goed waargenomen en hield het netjes, maar liet mijn broers weten: “ laat
die kleine maar thuis als jullie vanmiddag terug komen”.
Geleidelijk aan naderde het
einde van de oorlog, de band met de broeders bleef bestaan, regelmatig kwamen
ze op de koffie, zo ook broeder Felix de kleermaker. Deze liet nog wel eens een
lap stof achter, hij wist dat dat grootte gezin het goed gebruiken kon. Daar
stond wel iets tegen over, zeg maar een ongeschreven regel. Zondags tijdens het
ontbijt na de Hoogmis was het vaste prik dat broeder Felix binnen kwam. De pan
met ‘spekhassen’ stond dan op tafel, nog extra lekker omdat er zondags
roomboter bij gedaan werd. Mijn ouders vonden het goed dat hij een ‘spekhasse’
pakte. Wat mijn als kind opviel was dat hij altijd de grootste nam, maar dat is
hem vergeven.
Enkele jaren na de oorlog in 1948
kwam er stroom richting de Achterbos, dat was een enorme vooruitgang. Daarvoor
moesten wij het doen met een petroleumlamp, één in de keuken, één in de kamer
en een stormlamp op de deel maar die was alleen aan als daar werkzaamheden
werden verricht. Nadat de meter was geplaatst en wij officieel waren
aangesloten ontstond er voor ons een nieuwe wereld. Een knop omdraaien en er
brandde licht en er werd een radio gekocht niet te geloven allemaal.
De jaren 50 volgden, ik
hoorde mijn ouders wel eens zeggen, “nu eindelijk wordt er geld gemaakt”. M.a.w.
er word na zoveel jaren eindelijk eens geld verdiend. Daar volgde op dat in
overleg met de plaatselijke bank het misschien mogelijk was een nieuw woonhuis
te gaan bouwen. Het oude woonhuis werd onbewoonbaar verklaard. Het bracht f 1000-
startgeld op voor de nieuwe woning. In
1955 werd begonnen met de bouw van de nieuwe woning, in juni 1956 zij wij er
ingetrokken. Wat een luxe, een gebeurtenis om nooit meer te vergeten.
Riek en Willem hebben deze gebeurtenis niet mee gemaakt zij waren inmiddels getrouwd. Riek trouwde in 1950 met Hendrik Wolters, Köster en zij kwamen te wonen aan de Ursulastraat waar Hendrik hun woonhuis had gebouwd. Willem trouwde in 1951 met Marie ten Have Ooiman en kwam te wonen aan de Kerkstraat bij Ooimans Jan en zette daar samen met Marie de boerderij voort. Willem was naast mijn vader de boer op Reinas. Na zijn vertrek nam Joop, toen 16 jaar, zijn plaats over. Willem ondersteunde hem de eerste jaren door veel samen te werken.
De een na de ander trouwden en verlieten het Reinas. Joop trouwde in 1963 met Bets Hilderink en zij zetten samen de boerderij voort. Jaren later kon Joop inspecteur worden bij het NRS, het Nederlands Rundvee Stamboek. Hij was zeer gezien in die kringen vanwege zijn grote kennis op vee fok gebied. Het had tot gevolg dat de boerderij geleidelijk aan werd verkocht. Een groot deel werd gekocht door zijn broer Willem die inmiddels een maatschap had met zijn zoon Theo. Het toeval wil dat Theo jaren later de boerderij van Severt kocht waarna de gronden aansloten.
Joop stierf in oktober 2000 op 64 jarige leeftijd. Zijn vrouw Bets ging een jaar later verhuizen. Het woonhuis met erf werd gekocht door de familie Hulshof, en daarmee kwam een einde aan het wonen van de familie Krabben op het Reinas.
Het erf met schuren werd door
de zonen van Joop en Bets verkocht aan de gemeente Lichtenvoorde, de gemeente
had daar voornemens een ‘erf’ van 9 woningen te bouwen. En zo geschiedde. Het
kreeg de naam ‘Erve Reinas’.
Nu 2020 zijn nog in leven van
de familie Krabben, Annie 89 jaar, Thea 82 jaar en Fons 80 jaar zijn
vrouw Riet 80 jaar, daarnaast nog in leven de weduwen van Bernhard, Marietje te
Molder 92 jaar, van Jan, Marie Tankink 90 jaar, van Antoon, Dies te
Welscher 84 jaar, en van Joop, Bets Hilderink 82 jaar.
Opgetekend door een
voormalige bewoner van op het Reinas. Oktober 2020
Fons Krabben, Reinas Fons.
De bewoningsgeschiedenis van ’t Reinas
Hoe moet ik het overzicht lezen? Deze bewoningsgeschiedenis is het resultaat van noeste en volhardende arbeid van Anton Stortelder. Om het overzicht goed te kunnen lezen is het verstandig om de inleiding van zijn boek ‘Bewoningsgeschiedenissen van boerderijen in Harreveld’ door te nemen welke u ook op deze site vindt.
In 1925 heeft mijn opa ‘Boers’ Drieks Wopereis een nieuwe boerderij gebouwd aan de Varsseveldseweg in Harreveld. Ze kwamen van oorsprong uit Zieuwent in de buurt van de Boersweg. De bouwmaterialen werden met de stoomtram aangevoerd en de wagons moesten dan ‘s nachts gelost worden met de hand. Ze hadden toen een gemengd bedrijf met koeien, varkens, kippen en akkerbouw.
De grond werd deels met de hand ontgonnen. Het akkerbouwland lag op de ‘Harreveldse Nes’ en de ‘Lichtenvoorde Nes’. Ook hadden ze weiland in het Vene. Om wat bij te verdienen hadden ze een melk rit naar de boterfabriek.
Mijn opa had 3 kinderen, 1 zoon en 2 dochters. Zijn vrouw is vrij jong overleden.
Zijn zoon Bernard trouwde in de oorlog met een dochter van ‘Spekschoor Nijs’ uit Zieuwent. Dochter Dien trouwde met ‘Bartelsman’ Willem Kolkman en woonde aan de Grinte. Dochter Marie Trouwde met ‘Kniepat’ Bernard Lankveld en verhuisde naar Zieuwent. Bernards eerste vrouw was ziekelijk en overleed jong. Bernard hertrouwde met ‘Tillas’ Miena Klein Goldewijk uit Zieuwent. Ze kregen 2 kinderen José en Henry.
Henry woont samen met Diana en de kinderen Tessa en Bart nog steeds op de boerderij.